De dood.
Ik ben de dood.
Ik ben zwart en ineens.
Soms ben ik wit en verwacht.
Ik ben zomaar zonder reden.
Soms ben ik gekozen en gewenst.
Ik ben geen reden.
Noch ben ik geen waarom.
Ik ben het laatste.
Ik ben hartvochtig oneerlijk.
En toch ben ik eeuwig gelijk.
Ik ben niet het einde.
Noch ben ik vergetelheid.
Ik ben de dood van een lichaam.
Maar niet van een mens.
Maar niet van liefde.
Niet van gedachten.
Niet van herinneringen.
Niet van samen.
Niet van een grootvader.
Niet van een grootmoeder.
Niet van een man.
Niet van een vrouw.
Niet van een vader.
Niet van een moeder.
Niet van een broer.
Niet van een zus.
Niet van een zoon.
Niet van een dochter.
Ik ben de dood.
En ik heb enkel recht op het lichaam.
Al het andere is te mooi.
Al het andere is te kostbaar.
Al het ander is niet van mij.
Maar van wie het wil hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten